Tijdens de opfok van het jongvee op commerciële melkgeitenbedrijven zijn er twee momenten met een verhoogde besmettingskans met CAEV, Mycobacterium avium subspecies paratuberculosis (MAP) en Corynebacterium pseudotuberculosis (C. pseudotuberculosis).
Het eerste moment is onmiddellijk bij de geboorte. Het lam kan zich hier besmetten door contact met de moeder en vooral door het drinken van besmette biest. Om die reden is het in de melkgeitenhouderij regel om het lam onmiddellijk bij de geboorte weg te nemen en het geen moedereigen biest te verstrekken, maar gebruik te maken van kunstbiest of biest afkomstig van een naburig melkveebedrijf dat een laag risico vertoont voor besmetting met MAP. Aan het gebruik van kunstbiest en andere runderbiest zijn meerdere nadelen verbonden die een negatieve invloed kunnen hebben op de gezonde opfok van het lam. Specifiek voor de biologische melkgeitenhouderij is er nog een extra nadeel verbonden aan het gebruik van kunstbiest voor de lammeren: de tot nu toe beschikbare kunstbiest is niet biologisch gecertificeerd. De Vlaamse overheid dringt er daarom op aan om het gebruik van niet-biologisch gecertificeerde kunstbiest (en dus niet conform de EU-biowetgeving) te vermijden in de biologische melkgeitenhouderij. Het is wel toegelaten om de eerste 24 levensuren gangbare biest te geven. Het zoeken naar een oplossing hiervoor dringt zich op.
Een tweede moment met een verhoogde infectiekans met CAEV, MAP en C. pseudotuberculosis voor het jongvee bestaat op het moment dat ze overgebracht worden naar de melkgeitenstal. Om een gezonde opfok te garanderen is het dus belangrijk om de infectiedruk van CAEV, MAP en C. pseudotuberculosis in de melkgeitenstal zoveel mogelijk te reduceren. De binnenbedrijfsprevalentie geeft ons hier meer inzicht in. Afhankelijk van deze prevalentie en de aanwezige risicofactoren op het bedrijf kunnen gepaste managementmaatregelen worden getroffen die reductie van de infectiedruk of eradicatie van de ziekteverwekkende agentia bewerkstelligen.
De biologische melkgeitenhouders zijn zeer sterk vragende partij om deze problematiek aan te pakken om hun lammeren een gezonde start te kunnen geven. Ze gaven zelf al een aanzet door tijdens het biobedrijfsnetwerk van december 2015 dierenarts Peter Vermoesen van DAP Lintjeshof te vragen om meer duiding rond CAE, paraTBC en CL. In mei 2016 lieten ze op eigen initiatief bloed- of melkstalen van hun kudde analyseren om al een eerste idee te krijgen van de mate van voorkomen van de voornoemde ziekten op het eigen bedrijf.