Julia Clever
Julia Clever is actie-onderzoekster, documentairemaakster en cultuurwetenschapper. Ze groeide op in Duitsland en kwam via een Erasmus uitwisseling in Belgiƫ terecht. Ze werkt al geruime tijd aan het RITCS als coach sociaal-artistiek werk en onderzoekster. Sinds een drietal jaar is ze ook actief bij Odisee als actie onderzoekster. Ze werd door Erik Claes als studente ingeschakeld in een Community Service Learning traject bij een onderzoeksproject dat zich inzet om de afhankelijkheidsrelatie van rechthebbenden op een leefloon te doen kantelen, en bleef sindsdien actief op dat project. Momenteel werkt ze aan een reeks podcasts over de binnenkant van sociaal isolement op basis van gesprekken die ze voerde met Brusselse burgers over sociaal isolement. Dit kadert binnen het Resokit project.
(Foto genomen op 2 oktober 2023 op werklocatie met studenten, in de tuin van Hectolitre in de Marollen)
Misschien is het goed om te starten met je voor te stellen aan onze lezers. Wie is Julia eigenlijk?
Ik ben Julia Clever, ik ben ā ik weet niet goed in welke volgorde ā actie-onderzoekster, documentairemaakster, cultuurwetenschapper, pedagoog en eigenlijk ben ik al heel mijn leven geboeid door hoe je verhalen vertelt en welke invloed dat heeft. Ik kom uit Duitsland dus ik ben in een land opgegroeid waar een genocide is geweest en de vertellingen daarrond zijn heel erg krachtig. En de vertellingen die in de media worden gebruikt zijn ook erg krachtig. Ik ben mijn carriĆØre begonnen met het onderzoeken van de praktijk van het media maken omdat ik wou begrijpen hoe dat functioneert.
Ik heb in Duitsland eerst nog sociale psychologie en antropologie gestudeerd maar heb die studies niet afgemaakt want dan ben ik via een Erasmus traject naar Belgiƫ terecht gekomen. En dan ben ik hier gestart aan het RITCS met audiovisuele kunsten.
Ben je altijd al geĆÆnteresseerd geweest in verhalen?
Ik kom uit een familie van lezers, voorlezers eigenlijk. Ik heb mijn eerste cassetterecorder gekregen toen ik zes jaar was en ben toen begonnen - tijdens het spelen met vriendinnen - om mijn eerste verhalen op te nemen en achteraf te beluisteren. Dus eigenlijk die praktijk van verhalen opnemen en achteraf beluisteren die ik vandaag ook toepas in onderzoek gaat al een groot deel van mijn leven mee.
Ik heb in verschillende artistieke collectieven gewerkt dus verhalen in collectief laten ontstaan is ook iets wat ik echt heel graag doe. Via de eindproefbegeleiding die ik aan het RITCS deed ben ik op een gegeven moment zelf begonnen om een theatercollectief op te starten en daar is, na een professioneel- artistieke carriĆØre als toneelvideaste, een pluridisciplinariteit van gekomen die richting documentaire theater ging. Zo is de liefde ontstaan voor de verhalen van de werkelijkheid, om die eruit te halen en te boetseren maar tegelijkertijd de idee dat het verhaal al bestaat en dat je vooral aandachtig moet zijn om het zich te laten ontwikkelen.
Ik heb ook een documentaire langspeelfilm gemaakt die op Arte en RTBF is uitgezonden (āTrying to Catch the windā). De documentaire ging over mijn grootvader. We hebben na zijn dood een essay gevonden dat hij heeft geschreven in 1946 en dat beschrijft hoe hij tijdens het nazi regime door had dat er iets mis was maar zich steeds een ander standpunt heeft aangemeten om zich niet tegen het regime te moeten kanten. Eigenlijk is het een soort demontage van zijn eigen persona, en ook een beschrijving van een zekere afstandelijkheid die zich installeert bij hem, maar ook in een land bij een bevolking. Een afstandelijkheid die het mogelijk maakt om onrecht te aanvaarden. Maar de documentaire is ook een reis van mezelf doorheen BelgiĆ« waar ik oorlogs-reenactments heb bezocht en met spelers maar vooral ook bijstaanders heb gesproken.
Ik heb in verschillende artistieke collectieven gewerkt dus verhalen in collectief laten ontstaan is ook iets wat ik echt heel graag doe.
Hoe ben je bij Odisee terecht gekomen?
Ik ben bij Odisee terecht gekomen omdat ik voor het RITCS EhB-studenten in co-creatief sociaal-artistiek onderzoek op werkplekken in de stad begeleidde. Naast de presentie en open houding die we ook als kunstenaars nodig hebben stelde ik me vragen rond de reƫle mogelijkheden van samenwerkingen met burgers in de stad, ook als die door organisaties ondersteund worden. Jessie Le Roy van de sociaal werk afdeling bij EhB, gaf me boeiende tips voor mogelijke partner organisaties. Ik wou leren Brussel beter te begrijpen en ik wou ook mijn communicatie met studenten en straatburgers verfijnen. Daarom begon ik aan de BSV studies sociaal werk op Odisee. Zo ben ik als studente ingeschakeld in een Community Service Learning traject bij het project van het Cartach-collectief, dat zich inzet om de afhankelijkheidsrelatie van rechthebbenden op een leefloon te doen kantelen. Ondertussen ben ik steeds onderzoekster en coach gebleven bij het RITCS. Sinds een drietal jaar ben ik dus ook actief als onderzoeker bij Odisee en laat de gebundelde kennis van de sociaal werk-afdeling me toe om mijn passie voor verhaalvertelling via narratief onderzoek te verankeren in de werkelijkheid en zo samen met andere burgers ook een maatschappelijke signaalfunctie uit te oefenen.
Bij welke onderzoeksprojecten ben je momenteel betrokken?
Ik ben nu bezig om een 18 maanden lange onderzoeksperiode rond de binnenkant van sociaal isolement in Brussel af te ronden met de co-creatie van een reeks podcasts. Dit op basis van gesprekken die ik voerde met Brusselse burgers over sociaal isolement. De structuur van de podcasts is chronologisch en de verhalen zijn opgebouwd aan de hand van een aantal vragen: Hoe is de weg naar sociaal isolement? Hoe is het om erin te zitten en hoe ben je eruit geraakt? En wat zijn hulpbronnen? Die chronologie zien is belangrijk omdat onze podcast zich richt naar sociale professionals. Het zijn echt teksten die inkijk willen geven in de binnenkant van sociaal isolement.
Voor velen is sociaal isolement een multiproblematiek die zich ontwikkelt met de tijd, met heel veel ins en outs. EĆ©n meisje heeft dat heel goed uitgelegd. Ze heeft gezegd dat zij vocht tegen een negatief zelfbeeld of negatieve gedachten. Ze gaat daar heel bewust mee om omdat ze ook een opleiding heeft gevolgd met systeemtheorie en contextueel werken die haar daarbij helpt. En ze zegt: ādaaruit heb ik geleerd dat wanneer het mij overkomt dat ik mij sociaal moet isoleren dat dat niet het einde is ā het is niet zoals vroeger als kind. Het is geen punt, het is een komma en het neemt niet weg wat de toekomst kan brengen.
Wat is het belangrijkste dat jij zelf hebt geleerd uit dat project?
Ik heb zelf verschillende periodes met een klein netwerk en gevoelens van eenzaamheid gekend in mijn leven. Dus ik wist al hoe belangrijk een vooroordeelsvrije houding ten opzichte van mensen die je tegen komt is maar toch heb ik van mijn gesprekspartners nog heel veel bijgeleerd over het thema. Bijvoorbeeld hoe logisch bepaalde coping strategieĆ«n ā zoals verslavingen - zich ontwikkelen als reactie op dat leed van isolatie en hoe veel kracht het kost om uit dat isolement te komen. En welke factoren daarbij een rol spelen die iemand zonder die ervaring vaak niet kan raden. Die ervaring probeer ik over te brengen in de reeks podcasts. Opdat, zoals Pierre Emmanuel Corbisier, Ć©Ć©n van de deelnemers en sprekers in de podcast het zegt, de ervaring van lijden een verbindende kwaliteit heeft en hoe ook het ondernemen van of deelnemen aan zo een onderzoek of samenwerking telkens verbindende gevolgen heeft.
Sinds mijn jeugd zijn wat mij het meeste raakt verhalen over uitsluitingsmechanismen. In mijn narratief onderzoek naar hedendaags sociaal isolement stootte ik op het binaire functioneren van de digitalisering, de kille rationalisering van de maatschappij die mensen als quantitƩ negligable aan de kant zet. Ik heb gesprekken gevoerd met een oudere dame van 87 jaar die arm is en die niet aan internet doet en die zelfs haar radio post niet kan verzetten. Zij kan het niet programmeren dus zij heeft altijd dezelfde radio post die iemand voor haar heeft ingesteld. Veel dingen waar ze recht op heeft daar zou ze een formulier voor moeten invullen en dat doet ze niet. Het is veel te ingewikkeld voor haar om aan dat formulier te geraken en het vervolgens naar de juiste plek te brengen. Er wordt in onze maatschappij vandaag voor een rationalisering gekozen waarbij een goed deel van de mensen meekunnen en zij die niet meekunnen, dat is quantitƩ nƩgligable. Dat is dan maar zo. Er zit een kilheid achter; het is een soort van machine zonder emotie. Dat sluit aan bij hoe vroeger Hanna Arendt en recenter Paul B. Preciado kijken naar de maatschappij.
Welke onderzoekers of kunstenaars bewonder jij? Stemmen van dichtbij of veraf?
Ik bewonder al lang hoe de Braziliaanse theateragoog Auguste Boal vanuit zijn theater van de onderdrukten een lijn weet door te trekken tot aan het legislatieve theater, van pleinen in de stad tot in het parlement. Hij heeft veel theaterprojecten gedaan met mensen uit kwetsbare buurten en daaruit geleerd hoe een groep zich kan activeren. Hoe kan je theater gebruiken in een vorm waarin het publiek de hoofdrol kan spelen? In zijn theater van de onderdrukten brengen deelnemers scĆØnes mee uit hun ervaringen. Mensen nemen dan de rollen aan van het verhaal dat wordt meegebracht en je hebt de mogelijkheid als publiek om in te breken in het verhaal en andere mogelijkheden aan te geven. Van daaruit heeft Boal buurtcomitĆ©s opgericht en de stap doorgetrokken naar legislatief theater. Hij slaagt er dus in een artistieke activerende werkvorm tot een heel directe, politiserende praktijk om te vormen. Ik vind dat heel moedig en eigenlijk een logische stap, hoewel ik me zelf zeker niet geknipt vind om in de politiek te staan.
Een zeer mooie quote van Enrique Vargas die heel hard resoneert met mij: "I want to be one but I am just half. My missing part, makes me walk."
Ik geloof ook heel hard in kenniscreatie via speelse kleinschalige praktijken op ooghoogte zoals die van de Columbiaan Enrique Vargas, die in jonge jaren met een theatrale handkar door het Amazonegebied trok om de in vergetelheid gerakende traditie van verhaalcirkels terug op gang te brengen en zo mondelinge kennisoverdracht te stimuleren. Later werkte hij de praktijk van het zintuigelijke theater ( in het Teatro de los Sentidos in Barcelona) uit. Hij kan ook ongelofelijk mooi vertellen, met een koord of iets simpel weet hij een verhaal helemaal tot leven te brengen.
In mijn praktijk inspireer ik me aan die twee. Ik heb met hun gemeen dat mijn wijsgerigheid me op de dool brengt, naar het onderzoeken van een of andere discipline of plek. De Insjaletmethodiek waarmee onderzoeker, hersteljurist en filosoof Erik Claes me op Odisee leerde werken, doet denken aan de vroege praktijk van Vargas en de latere praktijken van Boal. Het Insjalet-mobiel plaatst het centrum van een onderzoeksgemeenschap buurtwaarderend op Brusselse pleinen. In het ondersteunen van verhaalontwikkeling ontwikkelt het Insjalet Team, (op het laatste Erik Claes en ik ) samen met burgercollectief Cartach en het CFS (Collectief Formation sociƩtƩ) trouwens ook creatieve middelen die aan Boal en Vargas doen denken.
Ik bewonder ook burgercollectief Cartach in het actieonderzoek rond het doen kantelen van afhankelijkheidsrelaties tegenover het OCMW. Ik bewonder hoe het collectief, ondanks wat accidenten en de ups en downs in het leven gestaag zijn onderzoek verderzet en zo uitbeeldt dat anderen het affect kunnen voelen van die afhankelijkheidsrelaties. Het verwoorden van affect en vorm geven in kenniscapsules voor constructieve actie.
Waar vinden wij je als we je niet op het werk vinden?
Als kind speelde ik veel in het bos maar ook op straat en nu nog hou ik van buiten zijn, in de openbare ruimte. Ik verbouw momenteel veel maar je vind je mij ook vaak buiten. Het liefst al zwemmend in een meer of klauterend in een boom. Of muziek makend of pratend op een stoep.
Ik ken eigenlijk heel weinig mensen die gewoon zo op straat in de stad in de openbare ruimte kunnen zijn. Dat is iets dat een beetje verloren is gegaan. We zijn het zo gewoon zijn om van gebouw naar gebouw te hollen of wanneer we zitten is het op een terrasje, maar dat is ook een soort commercialisering van de openbare ruimte terwijl er eigenlijk een ruimte daartussen is die ook van ons allemaal is en die niet alleen daar is om door te crossen maar waar je ook gewoon kan zijn. En uiteraard zijn veel mensen gedwongen om daar in die tussenruimte te bestaan omdat ze geen andere plek hebben. Dat maakt het extra belangrijk om die ruimte op te waarderen. Dus als ik buiten kan vergaderen, dan doe ik een wandelvergadering en met mijn studenten ga ik ook altijd buiten. Ik spendeer zo weinig mogelijk tijd in het lesgebouw.