Psychologische kenmerken
In 2019 verscheen een review van McComb & Mills met een overzicht van tot 2018 onderzochte psychologische risicofactoren en hun verband met ON. We vatten de besproken risicofactoren samen in tabel 1. Er zijn risicofactoren waarvoor in verschillende studies een verband met ON werd teruggevonden (kolom verband met ON). Daarnaast zijn er ook factoren die in de ene studie wel en in de andere niet gerelateerd waren met ON (zie kolom inconsistente resultaten). Ten slotte zijn er ook factoren die in geen enkele studie een link toonden met ON (zie kolom geen verband met ON).
Geen verband met ON |
Verband met ON |
Inconsistente resultaten |
Algemeen zelfbeeld |
Perfectionisme Obsessief-compulsieve trekken Overige psychopathologie Kenmerken van eetgestoord gedrag Eetstoornis in het verleden Dieetgedrag en ā geschiedenis Streven naar slank zijn
|
Lichaamsontevredenheid Middelengebruik (alcohol, tabak en/of drugs) |
Tabel 1: Overzicht van de risicofactoren en hun verband met ON gebaseerd op het reviewartikel van McComb & Mills (2019)
Sinds dit overzichtsartikel werden nieuwe studies gepubliceerd die het verband tussen bepaalde psychologische risicofactoren en ON verder konden bevestigen of verfijnen.
āPerfectionismeā is hierbij de meest bevestigde risicofactor (Chersi et al. 2020; Parra-Fernandez et al., 2019). Personen met ON volgen het āperfecte dieetā met heel strikte regels. Ze hanteren hierbij heel strenge eisen en verwachtingen en zijn heel kritisch naar zichzelf toe. Deze temperamentstrek is overigens niet uniek voor ON. Zoals we beschreven in de rubriek āIs het een eetstoornis?ā komt dit ook voor bij personen met AN (Galfano et al., 2022).
De laatste jaren trachtte onderzoek ook de link tussen lichaamsontevredenheid, het streven naar slank zijn en ON verder te verfijnen. Alhoewel deze link op basis van het overzichtsartikel van McComb & Mills (2019) niet Ć©Ć©nduidig naar voor kwam, rapporteerde een latere studie bij universiteitsstudenten dat ON meer zou gestuurd worden door de drang naar gewichtscontrole dan door de drang naar gezondheid en pure voeding (Depa, Barrada & Roncero, 2019). Deze studie legde bovendien de link met emotieregulatie: zo zou ON gedrag gezien kunnen worden als een strategie om om te gaan met emoties (zoals angst) en stress. Deze emotieregulatiehypothese is bovendien stevig onderbouwd als belangrijke onderliggend mechanisme bij de andere eetstoornissen, zoals AN. Hetgeen ons terug bij de vraag brengt of ON wel een aparte aandoening is of eerder kan gezien worden als een voorloper van een andere eetstoornis of een strategie om met AN om te gaan (Barthels, 2017).
Valente en collegaās (2020) verdiepten zich in de onderliggende motieven van orthorectisch eetgedrag via afnames van vragenlijsten en interviews bij jonge vrouwen. Zij vonden een groep die gezonde voedingskeuzes maakten vanuit een drive om zorg te dragen voor het lichaam, een gezond en fit lichaam te hebben en er goed uit te zien. Anderzijds detecteerden zij ook een groep die meer orthorectisch gedrag vertoonden (en dus obsessief met gezonde voeding bezig waren hetgeen een impact had op hun dagelijkse leven). Bij deze groep vonden zij vooral de angst voor toekomstige chronische gezondheidsproblemen als onderliggende drive terug.
Recente onderzoeken sluiten dus aan bij de continuĆ¼mvisie die we eerder beschreven en die ook door andere onderzoeksgroepen wordt bevestigd (Galfano et al., 2022). We moeten echter steeds voor ogen houden dat alle uitgevoerde studies cross-sectioneel van aard zijn en dus enkel uitspraken kunnen doen over het samen voorkomen van bepaalde risicofactoren en ON en niet over oorzaak-gevolg relaties (dit zou immers longitudinale studies vereisen). Ook de bevraagde participanten overheen de vorige studies zijn een beperking. Het is van belang ON ook in meer diverse steekproeven te onderzoeken (McComb & Mills, 2019).
In ons eigen onderzoeksproject hebben we getracht verder zicht te krijgen op psychologische risicofactoren in een meer diverse proefgroep. Meer informatie over de proefgroep en meetinstrumenten kan je nalezen in het deel over het onderzoeksdesign.
Een eerste onderkennende onderzoeksvraag peilde naar kenmerken van eetgestoord gedrag (gemeten via de EAT-26) om de link tussen ON (gemeten via de DOS) en andere eetstoornissen te onderzoeken. Opvallende resultaten waren dat de scores voor de EAT-26 subschalen toenamen over de drie categorieĆ«n heen. Personen met ON (hoogscoorders) behaalden de hoogste score voor de schalen ādieetgedragā (de mate waarin je jezelf voedselrestricties oplegt), āpreoccupatieā (de mate waarin je bezig bent met eten) en ācontroleā (de mate waarin je controle uitoefent op wat en hoeveel je eet). Ook de personen met een risicoscore voor ON (at-risk) behaalden significant hogere scores dan de laagscoorders voor de eerste twee schalen. We kunnen hieruit afleiden dat naarmate men meer orthorectisch gedrag vertoont, men ook kenmerken vertoont die eigen zijn aan overige eetstoornissen.
De gemiddelde totaalscore op de EAT-26 van de hoogscoorders bedraagt bovendien 20, hetgeen op de cut-off score ligt. Dit betekent dat de hoogscoorders ook effectief kenmerken van andere eetstoornissen vertonen. Ook de bijkomende gedragsitems van deze vragenlijst bevestigen dit. De EAT-vragenlijst peilt naar het voorkomen van eetgestoord gedrag via 5 extra items: āHeb je de afgelopen 6 maandenā¦.
- last gehad van eetbuien, waarbij je de controle over je eetgedrag verloor?
- jezelf ziek gemaakt (overgegeven) om je gewicht en lichaamsvormen onder controle te houden?
- bepaalde medicatie (bv. laxativa, diuretica, ā¦) genomen om je gewicht en lichaamsvormen onder controle te houden?
- meer dan 1 uur per dag gesport om je gewicht en lichaamsvormen onder controle te houden?
- meer dan 9 kg verloren?
Tabel 2 geeft een overzicht van de percentages waarin deze gedragingen voorkomen binnen de laagscoorders, de at-riskgroep en de hoogscoorders op ON. Statistische analyses tonen significante verschillen tussen de drie groepen op alle 5 items. We zien een graduele toename van het eetgestoorde gedrag naarmate men een risico of een hogere score op ON vertoont; hetgeen een continuumvisie op ON opnieuw ondersteunt. De prevalenties zijn het hoogst in de groep van de hoogscoorders. ZelfgeĆÆndiceerd overgeven als manier om het gewicht en/of de lichaamsvormen onder controle te houden kwam niet voor in de at-riskgroep; daarentegen wel in de groep van de hoogscoorders.
EAT-26 gedragsitems |
Laagscoorder DOS |
Risicoscoorder DOS |
Hoogscoorder DOS |
Eetbuien Overgeven Medicatie > 1u sport/dag 9 kg of meer afgevallen |
9.6% 0.3% 0.2% 9.8% 4,2% |
18.4% 0.0% 1,4% 27.7% 10.6% |
19.4% 3.2% 6.5% 48.4% 21,0% |
Tabel 2: percentages van personen die eetgestoorde gedragingen vertonen (vaak, meestal, altijd) per DOS-categorie
Deze resultaten wijzen erop dat at-risk en hoogscoorders niet enkel bepaalde attitudes omtrent eten en gewicht, maar ook heel specifieke gedragingen die kenmerkend zijn voor andere eetstoornissen kunnen vertonen.
Een tweede onderzoeksvraag onderzocht onderliggende verklarende factoren. In eerste instantie richtten we ons op de psychologische risicofactoren die ook al in andere studies naar voor kwamen. Ook in onze studie kwam āPerfectionismeā als een risicofactor naar voor. De hoogscoorders behaalden hiervoor een significant hogere score in vergelijking met laagscoorders. Wij vonden echter ook voor het āStreven naar slank zijnā een opvallend resultaat: naarmate men meer of duidelijk orthorectisch gedrag vertoont neemt ook dit streven naar slank zijn toe. De gemiddelde score van de hoogscoorders op deze schaal is verhoogd in vergelijking met een gezonde normgroep, maar wel nog minder pathologisch in vergelijking met een klinische normgroep (groep patiĆ«nten met een gediagnosticeerde eetstoornis). Dit zou er kunnen op wijzen dat het streven naar slank zijn ook een belangrijke rol speelt bij personen met ON, maar mogelijks niet zo sterk als bij patiĆ«nten met een eetstoornis.
Daarnaast onderzochten we of personen met ON ook te kampen hebben met overige emotionele problemen. Mocht dit zo zijn, dan zou dit belangrijke informatie opleveren naar het behandelplan toe. Dit zou immers de hypothese dat ON een strategie is om met emoties om te gaan ondersteunen. We vonden echter geen verschillen op dit vlak. Personen met (een risico op) ON scoorden vergelijkbaar op de aanwezigheid van emotionele problemen (angst en/of depressieve kenmerken) als de laagscoorders. Dit was zowel het geval voor algemene angst als voor meer specifieke angst om ziek te worden. Opvallend is wel dat alle groepen relatief hoog scoorden op deze peilingen naar angst. We vermoeden dat het feit dat het onderzoek plaatsvond tijdens de start van de COVID-19 pandemie en bijhorende lockdown daarin een rol speelt.
Conclusie
We kunnen besluiten dat onze onderzoeksresultaten bevestiging vonden voor een aantal psychologische risicofactoren die ook reeds in andere onderzoeken naar voor kwamen. De belangrijkste zijn: perfectionisme en het streven naar slank zijn.
Aangezien we in ons project een diverse populatie bevroegen en gebruik maakten van gevalideerde metingen kunnen we ervan uitgaan dat deze risicofactoren een duidelijke relatie hebben met ON. Naast het streven naar gezondheid blijkt dus ook het streven naar slank zijn een belangrijke onderliggen drive ā al vonden we ook dat deze minder sterk is ivm met personen met andere eetstoornissen. Het is dus van belang beide factoren op te volgen tijdens het werken met personen met ON.
Onze resultaten wijzen er ook op dat attitudes en kenmerken van eetstoornissen ook aanwezig zijn, zowel bij risico- als bij hoogscoorders voor ON. Ook deze factoren vragen alertheid bij screening en begeleiding. Vooral de aanwezigheid van eetgestoorde gedragingen in beide groepen is hierbij opvallend.