Abonneer op
Intro

In dit participatief actieonderzoek gaan we aan de slag met vijf organisaties uit de jeugdhulp. We onderzoeken hoe startende leefgroepbegeleiders hun job ervaren. Samen met werknemers en werkgevers onderzoeken we welke interventies in de privĆ©- en werksituatie kunnen leiden tot meer veerkracht, meer werkbaar werk en een betere retentie. Als uitkomst van dit traject willen we aan het einde van het project een aantal laagdrempelige, toegepaste instrumenten uitwerken die bruikbaar zijn voor werknemers (het verhogen van veerkracht) en werkgevers (het voeren van een geĆÆntegreerd HR-beleid).

In een eerste stap rekruteren we vijf organisaties. In een tweede stap zetten we in elke organisatie een projectteam op, bestaande uit medewerkers van verschillende lagen van de organisatie (directie, middenkader, uitvoerend personeel). In een derde stap vindt in elke organisatie een verkennende analyse plaats via bevragingen op de verschillende niveaus van de organisatie. In een vierde stap wordt samen met de organisaties een actieplan opgezet voor het installeren van een geĆÆntegreerd HR-beleid. In de vijfde stap analyseren we de afgelegde trajecten, formuleren we algemene conclusies en beleidsaanbevelingen en leggen we de laatste hand aan het uitwerken van instrumenten op maat van werknemers (veerkracht) en werkgevers (geĆÆntegreerd HR-beleid).

Maak kennis met de onderzoekers

Onze partner

Wil je meer weten over dit project?

Intro

We bepalen tijdens dit onderzoek de mineralen en de stikstofcomponenten die nodig zijn voor de gisten en bacteriƫn in de SCOBY (symbiotische cultuur van gisten en bacteriƫn) bij een kombuchafermentatie. Zonder deze juiste mineralen en stikstofcomponenten zullen de gistcellen en bacteriecellen vermoeid en uitgeput raken, zodat ze niet meer efficiƫnt werken tijdens de fermentatie en de productie vertragen of belemmeren. We gaan de invloed bepalen van verschillende mineralen en stikstofcomponenten, afzonderlijk en in combinatie, op de productie door de fermentatie telkens in kaart te brengen aan de hand van analyseresultaten.

Kombucha is een niet- of laag-alcoholische sprankelende drank op basis van een gefermenteerde thee-oplossing. Naar analogie met de bierfermentatie, wordt er vermoed dat de mineralensamenstelling van het water voor de theebereiding en de hoeveelheid aanwezige stikstofcomponenten een effect hebben op het verloop van de fermentatie en het eindproduct.

Bij kombucha gebeurt de fermentatie met een symbiotische cultuur van gisten en bacteriĆ«n of SCOBY. Stikstofcomponenten en mineralen zijn belangrijke factoren bij een fermentatie door gist enerzijds en door azijnzuurbacteriĆ«n anderzijds. De fermentatie is een metabolisch proces waarbij honderden reacties plaatsvinden in de cellen van gisten en bacteriĆ«n. Elke reactie wordt beĆÆnvloed door andere factoren: pH, temperatuur, druk, aanwezige suikers, ....

De voedingsstoffen die ter beschikking zijn van de gist- en bacteriecellen (o.a. mineralen stikstofcomponenten) behoren ook tot deze factoren. Deze nutriƫnten bepalen hoe een cel stoffen opneemt en metaboliseert, om er vervolgens via allerlei reacties voor te zorgen dat de cel groeit en overleeft. Als de cellen onvoldoende nutriƫnten opnemen, dan zullen ze de reacties die horen bij de fermentatie niet kunnen uitvoeren. Dit wordt aangeduid met de termen trage of slepende fermentatie. De fermentatie komt te traag op gang en zorgt voor een verstoorde vorming van metabolieten. Hierdoor kunnen er te weinig, te veel of verkeerde metabolieten (= smaak- en aromacomponenten) in kombucha ontstaan.

Indien een fermentatie vlot verloopt, dan kennen de bacteriƫn en gisten een vlotte groei en hebben ze een goede vitaliteit (activiteit). Er is echter voor kombucha geen data of literatuur beschikbaar over

  1. de optimale mineralensamenstelling van het water; en
  2. de noodzakelijk stikstofcomponenten voor de fermentatie met een SCOBY.

Dit leidt tot de volgende onderzoeksvragen bij producenten van kombucha:

  • Welke mineralen en stikstofcomponenten kunnen een vlotte fermentatie bij kombucha bevorderen?
  • Op welke manier kunnen deze toegevoegd worden?
  • Wat is hun effect op het eindproduct?

De globale output van het project is om via een watercorrectie en/of bijkomende ingrediƫnten (mineralen en/of stikstofcomponenten) bij de theebereiding een vlot en snel fermentatieverloop door de SCOBY bekomen.

Maak kennis met de onderzoekers

Onze partners

  • Kombuchaproducenten
  • Brouwerijen

Wil je meer weten over dit project?

Intro

In dit project bieden we hulpverleners kennis en handvaten in het omgaan met rolverschuivingen en veranderende gezinsdynamieken bij vluchtelingengezinnen. Door middel van een literatuur- en praktijkverkenning en een langdurige opvolging van een aantal vluchtelingengezinnen die in de opvang verblijven, ontwikkelen we een divers-sensitieve benadering van ouderschap, opgroeien en gezinsdynamieken na (gedwongen) migratie. Vervolgens gaan we experimenteren met deze benadering in verschillende opvangcentra en ontwikkelen we een aantal ondersteuningsvormen op maat. Tenslotte vertalen we onze inzichten naar een vormingspakket en een inspiratiegids voor de ganse opvangsector en voor andere hulpverleners die werken met gezinnen na (gedwongen) migratie.

Uit eerder onderzoek en vormingen (Groeninck et al., 2019; Fournier et al., 2022) weten we dat hulpverleners betrokken bij  vluchtelingengezinnen veel vragen stellen over wat zij ā€˜parentificatieā€™ noemen; een term die in de psychologie fel besproken is en in haar klassieke betekenis verwijst naar gezinsdynamische veranderingen waarbij kinderen emotionele, praktische en logistieke verantwoordelijkheden overnemen van hun ouders, en de grenzen tussen ouder en kind vervagen (Boszormanyi-Nagy & Spark, 2014; Lutman, 2019). Hulpverleners maken zich zorgen over de ontwikkeling, identiteit en het welzijn van minderjarigen, die ouderlijke taken opnemen zoals zorgen voor brussen, vertalen in contact met officiĆ«le instanties, en gezinsleden (op afstand) financieel ondersteunen. Deze zorgen worden gevoed door de bestaande kennis over ā€˜parentificatieā€™, die ontstond in een Westerse context, en die vooral de negatieve gevolgen voor het kind op de lange termijn beschrijft (Jurkovic, 1997).

Met dit project willen we hulpverleners kennis en handvaten bieden in het omgaan met veranderende gezinsdynamieken bij vluchtelingengezinnen. Het project bestaat uit drie fasen, die we zullen doorlopen in nauwe samenwerking met Fedasil (formele partner van dit project) en met een intervisiegroep van psychosociale begeleiders en therapeuten uit verschillende organisaties.

  • In een eerste fase ontwikkelen we leefwereldlijke kennis over hoe vluchtelingengezinnen zelf ouderschap en opgroeien invullen, en welke betekenis ze bijgevolg geven aan veranderende gezinsdynamieken na migratie. Dit doen we door middel van gerichte en langdurige participatieve observatie bij gezinnen waarbij we regelmatige gesprekken hebben met ouders, kinderen Ć©n begeleiders.
  • In een tweede fase vertalen we de ontwikkelde kennis naar een divers-sensitieve benadering van ouderschap en opgroeien na (gedwongen) migratie in de opvang. Ook ontwikkelen en implementeren we op basis van deze benaderingswijze enkele betekenisvolle ondersteuningsvormen, die werkzaam zijn voor ouders en kinderen in hun omgang met veranderende gezinsdynamieken. We testen en evalueren ondersteuningsvormen binnen de context van opvangcentra, en documenteren de leer-en onderhandelingsprocessen die optreden.
  • In een derde fase delen we de ontwikkelde kennis en methodieken met opvangmedewerkers van het hele opvangnetwerk, met andere professionals betrokken op vluchtelingengezinnen, en bij uitbreiding gezinnen na (gedwongen) migratie. We verspreiden de leefwereldlijke inzichten en divers-sensitieve (onder)handelingstactieken die relevant kunnen zijn voor een pertinente benadering en, waar wenselijk, ondersteuning van gezinnen na (gedwongen) migratie, en verspreiden dit in de vorm van navorming en een inspiratiegids. Specifiek voor Fedasil formuleren we concrete beleidsaanbevelingen voor de dagelijkse ondersteuning van gezinnen in opvangcentra.

Maak kennis met de onderzoekers

Onze partner

Fedasil

Wil je meer weten over dit project?

Intro

Binnen dit PWO onderzoeksproject zullen we implementatieonderzoek uitvoeren naar de implementatie van interventies voor behoeftegebaseerde voedselverrijking bij patiƫnten met ernstige decubitusletsels. Dit onderzoek is van grote waarde aangezien behoeftegebaseerde voedselverrijking zeer moeilijk ingang vindt in klinische praktijk, ondanks het positief effect hiervan op het proces van wondgenezing. In een eerste fase van het onderzoek zullen we hiervoor met alle stakeholders de belemmerende factoren in kaart brengen, om dan in een tweede fase een implementatieproces en -strategie te gaan bepalen die vervolgens kan worden uitgevoerd en geƫvalueerd.

Implementatie van gerichte voedingsinterventies bij patiƫnten met ernstige decubitusletsels

Door de vergrijzing van de bevolking zal het aandeel patiĆ«nten met chronische wonden, waaronder ernstige decubitusletsels (= doorligwonden), in de toekomst aanzienlijk toenemen. Naast een stijging van het aantal patiĆ«nten (en dus een zwaardere druk op het gezondheidszorgsysteem) zal dit ook extra kosten voor de gezondheidszorg met zich meebrengen. Om dit te vermijden, is het van belang om in te zetten op multidisciplinaire behandeling van deze wonden. Gepaste nutritionele ondersteuning van patiĆ«nten is hiervan een essentieel onderdeel. Onderzoek heeft namelijk aangetoond dat adequate, evidence-based nutritionele zorg met een verscheidenheid aan strategieĆ«n een belangrijk aspect is in de behandeling van patiĆ«nten met chronische wonden, aangezien een toestand van ondervoeding een belangrijke negatief beĆÆnvloedende factor is in het wondgenezingsproces. Echter tonen prevalentiecijfers aan dat in BelgiĆ« 33% van de gehospitaliseerde patiĆ«nten, 16% van de bewoners in woonzorgcentra en 13% van de thuiswonende ouderen ondervoed zijn. Hierdoor heeft deze patiĆ«ntenpopulatie aanzienlijk meer kans op een slechtere outcome bij de behandeling/genezing van chronische wonden. Ondanks dat behoeftegebaseerde voedselverrijking als onderdeel van de behandeling van patiĆ«nten met ernstige decubitusletsels in eerder onderzoek werd aangetoond als zijnde effectief Ć©n kostenbesparend in het bevorderen van de wondgenezing, hebben deze in de praktijk nog geen ingang gevonden op grote schaal. Binnen dit PWO-project zal dan ook gefocust worden op implementatieonderzoek met betrekking tot interventies voor (eiwit-)behoeftegebaseerde voedselverrijking als onderdeel van de behandeling van patiĆ«nten met ernstige decubitusletsels teneinde het wondgenezingsproces te bevorderen. Hierbij willen we concreet het probleem exploreren, interventies en implementatieproces bepalen, deze ook effectief implementeren, Ć©n nadien evalueren.

NutriWound projectlogo

Maak kennis met de onderzoekers

Onze partners

  • Universiteit Gent, Universitair Centrum Verpleegkunde en Vroedkunde
  • Universiteit Gent, SKINT
  • Universitair Ziekenhuis Gent
  • Zorgcentrum Wondzorg
  • WCS BelgiĆ«

Wil je meer weten over dit project?

Intro

Met EcoStain maken wij kwalitatief histologisch onderzoek klaar voor een duurzame toekomst. Uit de plantaardige reststroom van rodekool ontwikkelen we een milieu- en gebruiksvriendelijk alternatief voor de huidige synthetische histochemische kleurstoffen. Hiertoe worden natuurlijk voorkomende pigmenten uit de niet voor consumptie bruikbare bladeren van rodekool optimaal geĆ«xtraheerd en geĆÆmplementeerd in een gevalideerd kleurprotocol voor histologisch materiaal.

Anthocyanen uit plantaardige reststroom als ecologisch alternatief voor histochemische kleuring

De opzet van dit project is om een lokaal, biologisch en circulair alternatief te ontwikkelen voor de Hematoxyline-Eosinekleuring (HE-kleuring), een histologische kleurtechniek die tot op heden de standaard is bij het microscopisch onderzoek van menselijk en dierlijk weefsel.

De HE-kleuring combineert het gebruik van twee kleurstoffen. Enerzijds hematoxyline, een kleurstof die wordt geĆ«xtraheerd uit houtschilfers van de Centraal-Amerikaanse boomsoort Haematoxylum campechianum of CampĆŖche boom. Anderzijds de synthetische kleurstof eosine Y, een chemisch derivaat van fluoresceĆÆne dat wordt gevormd door bromering.

Een ecologisch alternatief voor deze kleurstoffen werd gevonden in anthocyaan, een kleurstof die onder andere voorkomt in rodekool. De kleurstof kan relatief eenvoudig worden geƫxtraheerd uit de buitenste, niet voor consumptie bruikbare bladeren van rodekool die worden aangeleverd door een lokaal landbouwcoƶperatief. De adequaatheid van het bekomen extract als kleurstof voor histologisch materiaal werd reeds experimenteel vastgesteld tijdens een experimentele onderzoeksfase ter voorbereiding van dit project.

Alvorens de anthocyaankleuring een wetenschappelijk en circulair-economisch volwaardig alternatief kan bieden als standaard histologische kleurtechniek, dienen echter nog een aantal essentiƫle stappen worden genomen, zoals daar zijn:

  • Opschaling van de aanlevering van de plantaardige reststroom: maximalisatie van inzameling van niet consumeerbare rodekoolbladeren bij bioboerderij ā€™t Schaaphof te Landegem en uitbreiding van partnerschappen met andere lokale biologische landbouwbedrijven;
  • Optimalisatie van het extractieproces: onderzoek naar het limiteren van het alcoholpercentage van het extractiemiddel met als doel het bereiken van een maximaal evenwicht tussen rendement en biologische afbreekbaarheid van het extractiemiddel, in partnerschap met BIT-O (PBa Chemie van Odisee);
  • Validatie van het kleurproces: vergelijkende kwaliteitsstudie van anthocyaankleuring met huidige HE-kleuring in partnerschap met AZ Sint-Lucas te Gent;
  • Economische haalbaarheidsstudie: onderzoek van economische haalbaarheid van het alternatieve kleurprotocol in partnerschap met CenSE (PBa Bedrijfskunde van Odisee)
Logo project EcoStain

Activiteitenkalender

Vooruitblik

Oktober 2024: artikel in magazine van Provincie Oost-Vlaanderen (Van rodekool tot kleurstof voor microscopisch onderzoek: EcoStain geeft weefselonderzoek kleur)

26 november 2024: EcoStain aanwezig op belevingsmarkt van Festival van de Toekomst (Festival van de Toekomst)

Voorbije activiteiten

21/03/2024: Openingsevent Labo Medische Analyse (Odisee Technologiecampus Gent)

15/03/2024: BioBeo Wetenschapsfestival (BioBeo Festival - BioBeo)

29/02/2024: Wetenschapsbattle 2024

26/11/2023 Dag van de Wetenschap (Odisee - EcoStain: kleuren met kool! - Op Locatie - Dag van de Wetenschap)

14/11/2023 Eerste samenkomst stuurgroep

03/10/2023 | beLEEFdag EcoStain. Rode kool wordt medische innovatie: bezoek bioboederij & lunch
Op dinsdag 3 oktober, tijdens de Oost-Vlaamse Impactweek 2023, hebben we samen met de bioboerderij ā€™t Schaaphof een beLEEFdag georganiseerd. Een dag waar duurzaamheid, circulariteit, gastronomie en uiteraard EcoStain centraal stonden. Hier kon je samen met ons aan den lijve ondervinden welke schatten de bioboerderij te bieden heeft voor lichaam en geest en ontdekken waar het EcoStain-verhaal begintā€¦

Maak kennis met de onderzoekers

Onze partners

Wil je meer weten over dit project?

Intro

Het Kenniscentrum Gezinswetenschappen en het onderzoekscentrum User Centered Electronics & ICT (UCE) ontwikkelen een laagdrempelige, digitale state of the art applicatie ter ondersteuning van naasten van een suĆÆcidaal gezinslid. Ondanks de vele uitdagingen die gezinnen in deze situatie ondervinden, is de weg naar steun lang en moeilijk.  Deze digitale (messenger) tool wordt ontwikkeld op basis van inzichten uit eigen wetenschappelijk onderzoek.

Naar schatting leven 400.000 Vlamingen samen met iemand die de afgelopen 12 maanden aan zelfdoding heeft gedacht. Tot op heden is de aandacht voor deze naasten zowel vanuit de wetenschappelijke literatuur, het beleid als de hulpverlening beperkt.

Uit eigen onderzoek blijkt dat deze naasten een zeer zware negatieve en langdurige impact ervaren op alle domeinen van het leven. Desondanks ondervinden de naasten van een suĆÆcidaal gezinslid heel wat drempels om formele en informele ondersteuning te vragen en te krijgen.

Dit project bouwt verder op eerder onderzoek naar ervaringen en noden van naasten van een suĆÆcidaal gezinslid met een bijzondere focus op de gezinsdynamiek en intra-familiale relaties. Op basis van de verworven inzichten ontwikkelen we een state-of-the-art digitale tool ter ondersteuning van naasten van een suĆÆcidaal gezinslid.

Maak kennis met de onderzoekers

Onze partners

Voor dit project werken we samen met

  • Vlaams Expertisecentrum SuĆÆcidepreventie
  • PAika UZ Brussel
  • Zorgnet Icuro
  • Familieplatform
  • Bru-Stars

Wil je meer weten over dit project?

Intro

We ontwikkelen een soortspecifiek welzijnsprotocol met de zoetwaterkabeljauw als casestudy. Goed dierenwelzijn is een groeiend maatschappelijk topic dat ook steeds meer impact heeft op commerciƫle activiteiten met productiedieren, ook bij aquacultuur. Via literatuuronderzoek en gedragsexperimenten zoeken en valideren we bestaande welzijnsparameters specifiek voor deze studiesoort. Na het opstellen van dit welzijnsprotocol wordt het vervolgens gevalideerd in zowel kwekerijen, als in het onderzoekscentrum Aquacultuur van Odisee: Aqua-ERF. Bij de validatie in het onderzoekscentrum worden twee doelgerichte praktijkvragen beantwoord die vanuit het werkveld naar de voorgrond traden.

Goed dierenwelzijn is een groeiend maatschappelijk topic dat ook steeds meer impact heeft op commerciƫle activiteiten met productiedieren. Ook bij aquacultuur komt dierenwelzijn meer op de voorgrond, maar valt een inhaalslag te behalen. De variatie in vissoorten en hun ecologische behoeften maakt dat soort specifieke welzijnsprotocols nodig zijn. Twee verschillende speerpunten aan expertise worden gecombineerd: aquacultuur en dierenwelzijn.

De lota of zoetwaterkabeljauw (Lota lota) is nog betrekkelijk nieuw in het veld van aquacultuur, maar in volle opgang. Het op deze soort verrichte onderzoek situeert zich vooral in ecologische studies, het optimaliseren van kweekomstandigheden en groei van de jonge vissen. Het is een soort met een complexe natuurhistorie, zoals een nachtactieve en bentische levenswijze. De lota sector bestaat uit verschillende (kleine tot middelgrootte) viskwekerijen verspreid over Europa, met zwaartepunt in Duitstalige gebieden. In Vlaanderen is er Ć©Ć©n pootvisproducent (Aqualota) die pootvis aan al deze verschillende kwekerijen toelevert. Er is in Vlaanderen wel veel interesse in visteelt in recirculatiesystemen. Relevant hier is de interesse van een grote retailer om lotakwekerijen op te richten in Vlaanderen.

In dit project willen we een dergelijk welzijnsprotocol voor de zoetwaterkabeljauw ontwikkelen, gebaseerd op moderne inzichten vanuit dierenwelzijnswetenschap en versterkt door de onderzoeksresultaten van gedragsexperimenten (fase 1). Het opgestelde welzijnsprotocol wordt in fase 2 van het project in de praktijk gevalideerd op het niveau van kwekerijen, zowel in Vlaanderen als in het buitenland. Hierbij zullen studenten ons assisteren in het evalueren van het welzijn van de vissen op de verschillende kwekerijen. In een derde fase van het project worden twee experimenten op Aqua-ERF uitgevoerd om twee welzijngerelateerde praktijkvragen te onderzoeken.

Er wordt doorheen het onderzoek veel belang gehecht aan de praktische toepasbaarheid van het welzijnsevaluatieprotocol voor viskwekerijen, zodanig dat het inspeelt op de vragen vanuit de sector en eenvoudig kan geĆÆmplementeerd worden, ook bij nieuwe vissoorten. Het werkveld wordt, reeds vanaf het begin, nauw betrokken door verschillende feedbackmomenten in te lassen.

Maak kennis met de onderzoekers

Wil je meer weten over dit project?

Intro

In co-creatie met de zorgteams zoeken we naar mogelijkheden om de slaapkwaliteit van bewoners in woonzorgcentra te verbeteren. Een kwaliteitsvolle slaap is essentieel en verbetert hun levenskwaliteit op fysiek, sociaal, emotioneel en cognitief vlak. Het verbeteren van slaapkwaliteit vraagt een interdisciplinaire en multifactoriƫle aanpak. Hiervoor maken we o.a. gebruik van de vijf kerncomponenten van de cognitieve gedragstherapie bij insomnia of slapeloosheid (CBTi) en passen deze toe bij medewerkers van het WZC waardoor zij hun zorgprocessen meer afstemmen op de slaapnoden van de bewoners.

EĆ©n op drie Belgen kampt met slaapproblemen, de helft van de bewoners in woonzorgcentra (WZC) neemt slaapmedicatie en Ć©Ć©n op drie van de bewoners met dementie vertoont nachtelijke onrust. Een goede nachtrust is niet vanzelfsprekend.

Goed slapen verbetert de levenskwaliteit. Maar hoe realiseer je dat in een woonzorgcentrum bij bewoners die even uniek zijn als hun slaapproblemen? In dit PWO gaat het onderzoeksteam op zoek naar inzichten om de overtuigingen die medewerkers in WZC hebben over goede slaap en slaapproblemen bij oudere volwassenen te verbeteren. Na het aanbieden van educatie over slaap en slaapproblemen ontwikkelen ze in co-creatie met de medewerkers een implementatiestrategie die hen ondersteunt in het verbeteren van de slaapconsolidatie en de slaaphygiƫne, het optimaliseren van de stimuli controle en het toepassen van relaxatietechnieken bij bewoners met slaapproblemen. Onderzoekers van dit project verwachten dat hierdoor de subjectieve slaapkwaliteit van bewoners verbetert en het gebruik van slaapmedicatie vermindert.

Wil je meer weten, ga naar www.projectodette.be

Maak kennis met de onderzoekers

Onze partners

  • vzw Curando
  • WZC Heilige Familie, Kieldrecht
  • Centre for Research and Innovation in Care (CRIC), Universiteit Antwerpen
  • Collaborative Antwerp Psychiatric Institute (CAPRI) Universiteit Antwerpen en slaapcentrum van het UZ Antwerpen
  • Vlaams expertisecentrum voor alcohol, illegale drugs, psychoactieve medicatie, gokken en gamen (VAD)
  • Laboratorium voor lichttechnologie, KU Leuven - Technologiecampus Gent
  • Woonzorgcentrum Craeyenhof, Zwijndrecht

Wil je meer weten over dit project?

Intro

Hoe beleven bi-culturele koppels hun relatie? Waarom zijn relaties van bi-culturele koppels kwetsbaarder? Hoe kunnen we ā€“ in co-creatie met het werkveld ā€“ komen tot een meer divers-sensitieve hulpverlening aan de groeiende groep van bi-culturele koppels? Die vragen staan centraal in dit project.

Onderzoek leert dat het aantal en aandeel koppels met minstens ƩƩn partner van niet-Belgische origine groeit, in Belgiƫ net zoals in andere EU-lidstaten. Koppels met minstens ƩƩn partner van niet-Belgische origine kennen een hoger risico op echtscheiding.

Dit PWO-voorstel onderzoekt de duurzaamheid van relaties en de ondersteuningsnoden van bi-culturele koppels. Hiermee bedoelen we gemengde koppels met Ć©Ć©n partner van niet-Belgische origine en koppels waar beide partners een migratieachtergrond hebben. Deze koppels combineren meerdere culturele referentiekaders (ā€œbiculturaliteitā€), ontwikkelen zo diversiteitscompetenties en kunnen zich meerdere culturele repertoires eigen maken. Dit stelt hen ook voor belangrijke uitdagingen. Bi-culturele koppels en gezinnen geven aan dat er weinig informatie voorhanden is over het omgaan met meertaligheid, met verschillende verwachtingen vanuit de familie, keuzes in de opvoeding van de kinderen, ā€¦

Bovendien ervaren ze soms weinig begrip en steun van hun omgeving bij het vormgeven van hun relatie en sluit hulpverlening nog onvoldoende aan bij de realiteit van bi-culturele koppels. Te vaak worden problemen toegedicht aan culturele verschillen. Hulpverleners en gezinsbeleid hebben nood aan een beter zicht op de toename van bi-culturele gezinnen, op de diversiteit binnen deze groep en op hun noden.

Met dit PWO-project willen we de (diversiteits)competenties, veerkracht, uitdagingen, kwetsbaarheden en (ondersteunings)noden van koppels met minstens Ć©Ć©n partner van niet-Belgische origine onderzoeken. Vanuit deze inzichten willen we in co-creatie komen tot een breder, gerichter en divers-sensitiever aanbod aan gezinsondersteuning vanuit het werkveld. Dat doen we door een combinatie van

  • kennisopbouw, om mensen in het werkveld meer inzicht te geven in bi-culturele gezinsdynamieken;
  • methodiekontwikkeling, in co-creatie met divers-sensitieve gezinsondersteuners, en
  • vormingen, uitwisseling en intervisies, om bij te dragen aan een meer divers-sensitief aanbod van gezinsondersteuning voor gezinnen met minstens Ć©Ć©n partner van niet-Belgische origine.

Maak kennis met de onderzoekers

Onze partners

  • Sofie Dieltjens, seksuoloog en relatietherapeut, lid van het bestuur van BVGRS
  • Geert Schelkens, klinisch Psycholoog/psychotherapeut bij Psygroup International Joint Practice Brussels te Etterbeek en deeltijds bij Bru-Stars, Netwerk Geestelijke Gezondheidszorg voor jongeren en kinderen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als expert rond de thema's cultuursensitieve zorg en migratie
  • Annalisa Gadaleta, Algemeen Directeur CAW Brussel
  • Floris Van Brabandt, hulpverlener bij CAW Boom-Mechelen-Lier en lector opleiding Gezinswetenschappen
  • Fatma Arikoglu, Ella vzw
  • Saida El Fekri, Safe space vzw
  • Veerle Audenaert, Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
  • CloĆ« Ost, Statbel
  • Iman Lechkar, VUB
  • Dimitri Mortelmans, Universiteit Antwerpen

Wil je meer weten over dit project?

Intro

Zoā€™n 2 tot 3% van de bevolking heeft te kampen met een voedselallergie, maar de courante detectiemethodes (huidpriktesten en/of bloedanalyses) zijn ontoereikend. Dubbelblinde placebogecontroleerde provocatietesten (DBPCFCā€™s) worden aanzien als dĆ© gouden standaard, maar worden tot op heden in de praktijk weinig toegepast door een gebrek aan standaardisatie van het testprotocol. Binnen dit project bouwen we verder op een vorig project, waarbij een eerste stap richting standaardisatie gezet werd door de ontwikkeling van gevalideerde recepturen voor de testvoedingen die gebruikt worden bij DBPCFCā€™s. Dit doen we door het ontwikkelen van gestandaardiseerde protocols voor de uitvoering van DBPCFCā€™s en toetsen we de praktische haalbaarheid ervan af d.m.v. klinische testen met echte patiĆ«nten.

Inhoud onderzoek

Binnen het PWO-project ā€˜Universele matrix voor double-blind voedingsallergietestā€™ werd een eerste stap richting standaardisatie gezet door de ontwikkeling van een universele matrix (lees: testvoeding) waarin meerdere allergenen kunnen gemaskeerd worden. Binnen dit vervolgtraject zetten de projectaanvragers de ontwikkelde matrix in bij een brede en multidisciplinaire omkadering voor de praktische uitvoering van DBPCFCā€™s. Hiertoe wordt er voor elke stap van de DBPCFCā€™s gestandaardiseerde protocollen ontwikkeld. De haalbaarheid ervan wordt vervolgens afgetoetst via klinische testen bij patiĆ«nten met een vermoedelijke voedselallergie.

Output

Het finale doel van het project is een gestandaardiseerd protocol voor dubbelblind placebogecontroleerde provocatietesten (incl. gebruik van de ontwikkelde testvoedingen) dat werd gevalideerd door de betrokken eindgebruikers, i.e. de patiƫnten en zorgverleners. Disseminatie van de methodiek naar relevante testcentra en opleidingen brengt vervolgens de bal aan het rollen richting implementatie van de gouden standaard in de praktijk.

Maak kennis met de onderzoekers

Onze partners

  • Mathias De Mesmaeker, attachĆ© A2 genetisch gewijzigde organismen (GGOā€™s) FOD Volksgezondheid, docent BLT en voormalig projectleider voedselallergenen
  • Dr. Marc De Loose, wetenschappelijk directeur, ILVO
  • Prof. Dr. Hilde Lapeere, arts-specialist allergologie en atopische dermatitis, UZ Gent
  • Marleen Genetello, diĆ«tiste gastro-enterologie, UZ Gent
  • Marieken Callebaut, lid kernteam AllergiediĆ«tisten.com
  • Gunther Van Dyck, voorzitter Allergienet vzw
  • Brecht Daelman, eigenaar Wheatless&More
  • MichĆØle Daelemans, allergiepatiĆ«nte, diĆ«tiste en voormalig stagiair op het allergenenproject

Wil je meer weten over dit project?